vrijdag 30 maart 2018

Loondispensatie en de kunst van het cijferen

Ondanks bezwaren van gemeenten, werknemers en een deel van de werkgevers, houden het kabinet en de regeringspartijen vast aan een verschuiving van loonkostensubidie naar loondispensatie. Moties van de oppositie om het kabinet alsnog op andere gedachten te brengen of althans af te remmen haalden dinsdag geen meerderheid. Het kabinet komt na de zomer met een voorstel en de wet moet in juli 2019 van kracht worden. De vakbeweging reageerde teleurgesteld. Cedris roept staatssecretaris Van Ark op het huidige instrument loonkostensubsidie te behouden én te verbeteren. Niet alleen de werknemers, maar ook voor werkgevers blijkt de nieuwe regeling echter nadelig. Werken loont maar dan wel met een rafelrandje. Uiteindelijk liegen cijfers nooit.

Loonkostensubsidie
Momenteel is het zo dat werkgevers loonkostensubsidie ontvangen als zij iemand in dienst nemen die minder kan verdienen dan het wettelijk minimumloon; het verschil tussen de loonwaarde van de werknemer en het minimumloon wordt dan vergoed. Werkgevers kunnen daardoor gehandicapte werknemers nu een volwaardig minimumloon of cao-loon betalen, omdat ze van de gemeente een subsidie krijgen ter compensatie van hun lagere productiviteit. Stel je hebt een vastgestelde loonwaarde van 50%. Je gaat aan de slag bij een werkgever tegen het minimumloon. De werkgever krijgt dan compensatie voor de overige 50% door middel van loonkostensubsidie.

Loondispensatie
Staatssecretaris Van Ark van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wil de loonkostensubsidie omzetten in loondispensatie. In het regeerakkoord is namelijk afgesproken om voor nieuwe arbeidscontracten over te stappen op loondispensatie. De werkgever betaalt de werknemer naar zijn (lagere) loonwaarde en de gemeente legt het verschil met het minimumloon bij voor de gewerkte uren. Dat betekent dat de werkgever aan iemand met een arbeidsbeperking minder dan het minimumloon mag betalen. In het voorbeeld bij 50% loonwaarde de helft van het minimumloon.

Werknemer
De werknemer ontvangt niet langer één loonstrookje waarbij over het gehele bedrag ook nog een pensioen- en werkloosheidspremies werd ingehouden. Pensioen vervalt grotendeels of helemaal afhankelijke van de franchise. WW gaat alleen nog maar over loonwaarde. De werknemer moet vervolgens zelf regelen dat het loon wordt aangevuld door de sociale dienst tot maximaal minimumloon. In de nieuwe opzet heeft de werknemer dan te maken met twee inkomstenbronnen. Mensen die wegens werkende partner of eigen vermogen geen recht hebben op een uitkering, krijgen helemaal geen aanvulling meer, terwijl ze nu minstens op het minimumloon zitten.

Tussen wal en schip
Twee groepen dreigen echter nu tussen wal en schip te belanden, de zogenaamde Nuggers en jongeren vanuit het Voorgezet Speciaal Onderwijs en het Praktijkonderwijs. Zij zouden alleen nog maar naar hun loonwaarde worden betaald en geen recht meer hebben op een aanvullende uitkering, omdat ze via spaargeld, werkende partners of ouders in hun onderhoud kunnen voorzien. Tot 27 jaar hebben jongeren niet in alle gevallen recht op bijstand en kennen de jongeren vaak de weg naar de gemeenten niet. Voor zover ze dat al niet waren, verdwijnen deze jongeren onder de radar.

Werkgevers
Werkgeversorganisatie VNO-NCW vindt het huidige systeem van loonkostensubsidie te omslachtig en te bureaucratisch. De afspraak om in 2026 125.000 extra werkplekken tot stand te brengen voor deze groep werknemers dreigt, zo is de stelling, daardoor buiten bereik te blijven. Voorlopig blijkt het tegendeel, want de werkgevers zitten prima op schema. Uit onderzoek van Cedris klinkt nog een ander geluid. Hieruit blijkt dat ruim zeventig procent van de werkgevers die werken met loonkostensubsidie geen behoefte heeft aan het nieuwe instrument loondispensatie. Tachtig procent van hen is positief tot zeer positief over het huidige instrument loonkostensubsidie. Wie het weet mag het zeggen.

Nadelen werkgevers
Eén ding is wel duidelijk. Een nadere berekening van de Loondispensatie leert dat deze financieel nadelig is voor werkgevers. Met de loonkostensubsidie vervalt tegelijkertijd ook de zogenaamde bruto werkgeverscompensatie van 23,5% over de loonkostensubsidie. Dat scheelt bij 50% loonkostensubsidie een krappe € 3.000, - per jaar. De lage inkomensvoordeel vervalt eveneens, maar daarvoor in de plaats kan Loonkostenvoordeel worden ingezet. Dat maakt netto dus niet uit. In de Kamerbrief van Sociale Zaken afgelopen dinsdag over de voorgenomen maatregel wordt met geen woord gerept over de werkgeverscompensatie. Sterker nog, het hele discours over inkomen en kosten is opgebouwd uit netto bedragen. Tja, cijfers kunnen niet liegen maar leugenaars kunnen blijkbaar wel cijferen. Als ik VNO-NCW was zou ik toch maar eens gaan praten met hun leden. Wie weet heeft Cedris dan toch gelijk.



vrijdag 9 februari 2018

Zwakste schouders zwaarste lasten

Kabinet houdt vast aan loondispensatie
Staatssecretaris Tamara van Ark van Sociale Zaken heeft donderdag laten weten dat het kabinet vast houdt aan het voornemen om de loonkostensubsidie voor arbeidsgehandicapten te vervangen door een zogeheten loondispensatie. Dit naar aanleiding in een Kameroverleg over de voortgang van de Participatiewet. Onderdeel van die wet is de afspraak dat er 100.000 banen in de marktsector en nog eens 25.000 bij de overheid worden gecreëerd voor mensen die arbeidsbeperkt zijn door ziekte of handicap. Mede gefinancierd door middel van loonkostensubsidie.

Omstreden maatregel
De loondispensatie houdt in dat werknemers met een arbeidsbeperking voortaan betaald worden conform hun productiviteit. Het kleine deel salaris dat zij krijgen wordt aangevuld met een uitkering van de gemeente. Nu verdienen deze mensen nog het minimumloon. De werkgever betaalt het volledige loon en krijgt vervolgens een loonkostensubsidie op basis werkelijke loonwaarde. De werkgever wordt dus door de gemeente gecompenseerd voor het verschil tussen het salaris en de werkelijke loonwaarde van de werknemer. Afschaffing van de loonkostensubsidie betekent een verslechtering voor de arbeidsgehandicapte, omdat het in de praktijk zou betekenen dat zij onder het minimumloon kunnen uitkomen. Op jaarbasis scheelt dit zo’n € 5.000 netto.

Redenering Kabinet
Volgens Van Ark zal de loondispensatie werkgevers prikkelen om eerder arbeidsgehandicapten in dienst te nemen omdat er dan sprake is van één regeling. Met de gedachte dat mensen allemaal met hetzelfde instrument worden geholpen, zodat het voor werkgevers niet uitmaakt wie ze aan het werk hebben. De vraag is of een werkgever op zoek is naar één regeling of dat de werkgever op zoek is naar een passende werknemer voor het vacante werk.

Doelstelling niet gehaald
Opvallend is dat werkgevers redelijk op schema liggen als het gaat om het bieden van werkplekken voor gehandicapten door middel van de zogenaamde garantiebanen. Degene die verzaakt is juist de overheid. Die heeft inmiddels al een quotumwet aan de broek omdat de beoogde doelstellingen achterblijven. Met verplicht beschut werk is het nog dramatischer. Het beschut werk komt ondanks de wettelijke verplichting voor gemeenten nog steeds niet of nauwelijks van de grond. Er zijn in 3 jaar tijd 735 beschutte banen gerealiseerd van de op termijn beoogde 30.000, waaraan het kabinet ook nog eens 20.000 extra banen wil toevoegen. Wat is nu het probleem en van wie?

Kwetsbare doelgroep
Degene die in de problemen komen is wel duidelijk. Dat zijn de mensen met een arbeidsbeperking. In de nieuwe situatie worden zij geconfronteerd met meerdere inkomstenbronnen. Bovendien bouwt de werknemer bij loondispensatie geen pensioen meer op, en kan hij geen aanspraak maken op een werkloosheid- of arbeidsongeschiktheidsuitkering. Maar bovenal, het inkomen gaat van minimumloon naar bijstandsniveau.Werken loont dus op deze manier niet.

Garantiebanen en Beschut werk
De aanvankelijk redenering onder de Participatiewet was dat de instroom van gehandicapten in de Sociale Werkvoorziening per 1 januari 2015 wordt stopgezet. Daarvoor in de plaats komt een regeling voor zeer kwetsbare doelgroepen. De zogenaamde Beschut werkplekken. In totaal moeten dit er 30.000 worden. Daarnaast komen er zogenaamde Garantiebanen, waarvan 100.000 bij bedrijfsleven en 25.000 bij de overheid. Mede gefinancierd met loonkostensubsidie. Dat laatste wordt nu afgeschaft. Conclusie. De overheid verzaakt haar opdracht en legt de rekening daarvoor neer bij de zwakste partij. De kwetsbare doelgroepen op de arbeidsmarkt, waarvoor het al lastig is om werk te bemachtigen en financieel rond te komen.

vrijdag 20 oktober 2017

Kabinet legt bom onder beschut werk en garantiebanen

Loondispensatie
Het was maar een kleine passage in het Regeerakkoord. Uitbreiding van het aantal beschut werk plekken met 20.000. De financiering daarvan vindt plaats door het instrument van loonkostensubsidies in de Participatiewet te vervangen door de mogelijkheid tot loondispensatie. Werkgevers kunnen daarmee onder het wettelijk minimumloon betalen, al naar gelang de verdiencapaciteit van de persoon in kwestie. De gemeente vult, afhankelijk van de gemeentelijke inkomensvoorziening waar de betrokkene gebruik van maakt, het inkomen aan. Het herintroduceren van de loondispensatie heeft enorme gevolgen voor de realisatie van het aantal Beschut Werk plekken (50.000) en het aantal Garantiebanen (125.000). En niet in de laatste plaats voor het inkomen van werkzoekenden die van deze regelingen gebruik maken.

Beschut Werk en Garantiebanen
Nog even terug naar de Participatiewet. De gedachte was om de instroom van de Sociale Werkvoorziening stop te zetten en via natuurlijk verloop af te bouwen. Waar laat je dan de nieuwe doelgroep met een beperkte loonwaarde? Als oplossing kwamen de zogenaamde 125.000 Garantiebanen voor werkzoekenden met een loonwaarde vanaf 50%. Op termijn 100.000 via het bedrijfsleven en 25.000 via de overheid. Voor werkzoekenden met een loonwaarde tussen de 30% en 50% voorzag de Participatiewet in zogenaamde Beschut Werk plekken. In eerste instantie zouden dit er 30.000 zijn. Het toekomstige Kabinet heeft dit nu opgehoogd tot 50.000. Via loonkostensubsidie vulde de overheid de loonwaarde aan tot het minimumloon. Iedereen blij, werkgever, werknemer en gemeente.

Loonkostensubsidie
Het verschil tussen loonwaarde en (minimum) loon krijgt de werkgever zoals aangegeven vergoedt van de gemeente via de loonkostensubsidie. Loonkostensubsidie compenseert daarmee de werkgever bij verminderde productiviteit van een werknemer. Stel de werknemer heeft een loonwaarde van 50% dan krijgt de werkgever een loonkostensubsidie van 50%. De werknemer verdient dan het minimumloon via de werkgever. Niks mis mee, het was even zoeken in de markt maar het begint te werken. Tot verleden week dinsdag dus toen het Regeerakkoord het licht zag. De loonkostensubsidie wordt afgeschaft en daarvoor in de plaats komt de loondispensatie.

Hoe ziet de loondispensatie eruit
Loondispensatie houdt in dat de werkgever mag afwijken van de Wet minimumloon en een loon mag betalen dat onder het wettelijk minimumloon ligt als de werknemer door een beperking niet in staat is om het wettelijk minimumloon te verdienen. De werkgever betaalt alleen de loonwaarde en hoeft daar geen premie over af te dragen. Met een loonwaarde van 50% betaalt de werkgever dan 50% van het minimumloon. De gemeente vult dit bedrag aan tot uitkeringsniveau. De werknemer op een Beschutte Werk plek of een Garantiebaan verdient daardoor niet langer, zoals nu het geval is, het minimumloon maar krijgt een inkomen op bijstandsniveau. Dus aan de slag voor 36 of 38 uur per week op het niveau van de bijstand in plaats van het minimumloon.

Herkomst loondispensatie
De loondispensatie is voor het eerst toegepast als een pilot in 2010. Een maatregel van het toenmalige Kabinet Balkenende IV. Met coalitiepartners PvdA, CDA en CU. Kern van de pilot was dat gemeenten het loon zouden aanvullen tot het bijstandsniveau. Het is niet ondenkbeeldig dat de CDA en CU deze regeling weer op de agenda hebben gezet. In het Kabinet Rutte I komt de loondispensatie terug als onderdeel in de Wet Werken Naar Vermogen (WWNV). Met dit verschil dat er nu wel aanvulling plaats vindt naar 100% van het Wettelijk Minimum Loon (WML). In de Participatiewet van 2015 van Rutte II verdwijnt de loondispensatie weer. Daarvoor in de plaats komen het ontwerpbesluit loonwaarde en het ontwerpbesluit Loonkostensubsidies. Maar wel met hetzelfde resultaat. In Beschut Werk of op een Garantiebaan verdient een werkzoekende nog altijd minimaal het minimumloon. Bij Rutte III komt de loondispensatie weer op de agenda, maar dan slechts als aanvulling tot het bijstandsniveau. Weer terug bij af dus.

Betekenis werkzoekenden
Voor werkzoekenden met een niet volledig arbeidsvermogen zijn de gevolgen enorm. En dan gaat het nog geen eens over de administratieve rompslomp van de combinatie loon en uitkering. Van een voormalige werkplek in de sociale werkvoorziening met een salaris van maximaal zo’n 130% WML terug naar bijstand op 70% van het WML. Mensen uit de zelfde doelgroep die nu beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt gaan er dus 60% op achteruit. De toeleiding van werkzoekenden met beperkte loonwaarde naar Beschut Werk en Garantiebanen was al lastig. Met een loonsverlaging van 30% ten opzichte van de huidige regeling lijkt dit schier onmogelijk. Wie gingen er met het grootste vertrouwen ook allemaal weer op vooruit in de toekomst?




maandag 15 september 2014

Kunst van het veranderen

Het is woensdag 11 juni in de avond en ik sta in een kring met voor mij totaal onbekende mensen. Plaats van handeling Pakhuis de Zwijger. Het thema: Kunst voor en door de buurt. In het midden van de kring Sebo Bakker van het ZID theater. Hij neemt ons mee, met als centrale vraag: wat kunnen we leren van aansprekende community art projecten. We worden onmiddellijk aan het werk gezet.

Onwillekeurig moet ik denken aan Simone de Beauvoir. Zij schetste ooit het dilemma van de kunst: “brengen we de cultuur naar het volk of verheffen wij het volk tot de cultuur”. Sebo Bakker en Karolina Spaic, beiden grondleggers van ZID Community Art, weten wel om te gaan met dit dilemma. Hoe? Door het links te laten liggen en met het ‘volk’ een ‘eigen’ cultuur te scheppen. Sebo weet in een korte tijd een heterogene en diverse groep die avond tot een community te smeden. De manier waarop? Dat komt zo aan de orde. Nu eerst terug in de tijd.

Het is dit jaar precies 51 jaar geleden dat Maarten Luther King zijn beroemde rede hield bij het Lincoln Memorial in Washington. Met zijn retorisch vermogen ‘ I have a dream’ liet hij zien waarin hij geloofde. Zijn kracht was mensen mee te nemen in zijn droom. They believe what I believe. King nam zijn toehoorders mee in het waarom. Het hoe en wat kwam voor hem op de tweede plaats. Daar moesten mensen zelf maar invulling aan geven. Nog altijd raakt zijn rede mij in de ziel.

De diepere kern van community art is mensen mee te nemen in het delen van gemeenschappelijke ideeën en waarden. Tegelijkertijd is er de ruimte over het hoe en wat van de kunstzinnige vormgeving. Iedereen weet wel wat te doen in het leven, velen weten ook nog wel hoe je het moet doen. Maar over het waarom zijn we het spoor bijster. Dat is de draad die community art oppakt.

Als samenleving zijn we wat kwijt geraakt sinds de speech van King in de jaren zestig. Van solidair werden we tolerant. Daarna passeerde we de grens van onverschilligheid. Onverschillig naar elkaar, naar de samenleving naar de natuur. Sommigen gaan nog een stap verder en zijn ronduit onverdraagzaam. Er zijn mooie namen aan gegeven: verschraling, individualisme, radicalisme. You name it. In zijn kern wordt de verbinding met anderen niet meer gezocht. Een goed gevoel van cultuurautisme. Ieder gaat op zoek naar het eigen gelijk. Community art probeert die muur te slechten. De naam ZID is ook niet toevallig gekozen. Het betekent ‘de muur’ in het Nederlands.

Community art weet heterogeen samengestelde groepen tot een gemeenschap te construeren. Niet door gelijk te vertellen en te leren over hoe en wat er moet gebeuren. Community art start met delen. In de Antropologie noemen wij dit articulatie van productiewijzen. Op zoek gaan naar het gemeenschappelijke. Dingen die je met elkaar deelt. Dat is het fundament waarop community art wordt gebouwd. Een spel van herkenning en erkenning. En de uiteindelijke vorm? Die verschilt elke keer en is vooral persoons-, situationeel en sociaal- geografisch gebonden. Het is het (her)scheppen van een eigen cultuur. Een cultuur van het delen, verschilligheid en verdraagzaamheid.

De natuurlijke habitat van community art zijn de sociale pleinen. Plekken bieden of zoeken waar mensen samen komen, samen zijn. Dat kan in een buurt, een wijk maar ook in een organisatie zijn. Binnen onze ‘Pakhuisgroep’ liet Sebo de groep elementaire waarden delen: elkaar fysiek ruimte geven, contact maken, elkaar aanraken een gekozen moment delen. Een korte workshop. Maar de boodschap was duidelijk. Eerst een fundament voordat je bouwt. Het impliciete weer expliciet maken. Dat is de cultuur van veranderen en het (her) scheppen van een nieuwe cultuur.

Terug in de auto richting Amersfoort heb ik muziek van Nick Cave op staan. De song ‘ People ain’t no good’ komt langs. Gelukkig weet ik beter. Voor Community art in de buurt en de wijk is er echter nog wel werk aan de winkel.

vrijdag 24 januari 2014

Sociale Wijkteams: klantgericht of klantgezwicht?

Van de week las ik een artikel in Binnenlands Bestuur over het functioneren van de Sociale Wijkteams. Onderzoeksbureau Movisie was in de gemeentelijke beleidstukken en evaluatierapporten gedoken. De indruk van Movisie is dat Sociale Wijkteams een hype zijn.Het veronderstelde menselijke gezicht van het Sociale Domein in wijk.Tja kom daar maar eens om.

Lokale inkleuring
Na wat spitwerk vonden de onderzoekers als snel de rode draad. De bestudeerde nota’s en notities bleken namelijk ‘heel algemeen en vaag geformuleerd’ te zijn.Kwestie van knip en plakwerk blijkbaar want de onderzoekers zagen vaak ‘dezelfde teksten terugkomen'. De lokale inkleuring zou daarmee ontbreken. Maar dan zijn we er nog niet. Gemeenten blijken nauwelijks argumenten voorhanden te hebben waarom ze een sociaal wijkteam in het leven willen roepen. De sociale wijkteams worden blijkbaar gezien als dé organisatorische oplossing van de nieuwe wet- en regelgeving op gebied van jeugd, zorg en werk. De relatie met welke problemen er in de wijken spelen en hoe dit op te lossen met sociale wijkteams ontbreekt geheel volgens de onderzoekers. Afijn zo gaat dit nog een tijdje door. Met een ‘betere afstemming tussen de organisaties’, minder ‘professionele drukte’ en ja daar- komt- ie ‘het stimuleren van de burgerkracht’. Mandatering en aansturing ontbreken concluderen de onderzoekers droogjes. Klantgericht of klantgezwicht en wie is eigenlijk de klant?

Business as usual
Vooropgesteld, de verzorgingsstaat opnieuw uitvinden op regionaal en lokaal niveau is geen sinecure. Business as usual met hetzelfde ambtelijke kunstje op wijkniveau, daar kom je echter niet mee weg. Wat doen we nog wel en wat doen we niet meer in de wijk? En wie betaalt daarvoor de prijs? Dat is in feite de vraag met betrekking tot de positionering van de verzorgingsstaat. Als het op papier nu al niet duidelijk te krijgen is. Hoe moet het dan in de praktijk? Met de gedecentraliseerde aanpak in het sociale domein is niets mis. Maar dan zal er wel uit een ander bestuurlijk en beleidsmatig vaatje moeten worden getapt.

Mantra
Neem het mantra ‘de wijk en de (participerende) burger staat centraal‘. In deze aanname alleen al zitten twee grote risico’s. Ten eerste leidt dichterbij de burger tot een toename van de vraag. Er worden eerder problemen gesignaleerd die eerder kennelijk onopgemerkt en onbehandeld bleven. Ten tweede wekt de slogan ‘de burger centraal’ bij de burger de suggestie dat alle vragen op zijn minst in behandeling worden genomen. En niet alle vragen van de burger, hoe legitiem ook, kunnen worden opgepakt. Kwestie van kiezen en lef.

Van buiten naar binnen
Hoe dan wel? In hun beleidsnota’s en plannen van aanpak moeten lokale overheid en maatschappelijke dienstverleners zich rekenschap geven waar ze van zijn. Wat is het vraagstuk dat centraal staat? Welk programma en wat voor activiteiten horen daarbij? Leent deze aanpak zich voor zelfsturende burgers? En zo ja in welke mate? Om tot een adequate wijkaanpak te komen dient niet de burger maar het vraagstuk van de burger centraal te staan.Het gaat ook niet om de eigen kracht van de burger, maar om het versterken van het oplossend vermogen. En ook niet om het versterken van het sociale netwerk door de sociale wijkteams maar om het faciliteren van het organiserend vermogen binnen het netwerk. Dat moet per wijk en buurt bepaald worden en dat kan geen ambtelijke blauwdruk zijn. Niet de O van organisatie of de P van personeel moet centraal staan, maar de M van marktvraagstuk de D van dienstverleningsconcept. Maak daar keuzes en dan volgt de O van organisatie vanzelf. Werkend van buiten naar binnen in de volgorde van richten van doelen, inrichten van de organisatie en verrichten van de taken en het verdelen daarvan. Nooit te oud om te leren dus. “Kom schrijvers, geleerden, profeten op papier, de kans komt niet weer, dus kijk maar eens hier. Want er komen andere tijden” Ooit gezongen door de dit jaar 70 geworden Boudewijn de Groot. Laten we ons daar dan maar even aan vasthouden.

donderdag 25 juli 2013

Drie dimensionaal worstelen

Veel overheden worstelen momenteel met de zogenaamde drie decentralisatie dossiers: Jeugdzorg, WMO en Participatie. Meer doen met minder middelen. Kom daar maar eens om. Of anders, hoe leg je dit uit aan je inwoners als er volgend jaar gemeenteraadsverkiezingen zijn. De echte worsteling zit echter een laag dieper. In de kern gaat het om de veranderende verhouding tussen lokale overheid, maatschappelijke dienstverleners en de burgers. Feit is dat de overheid zich daar waar mogelijk terugtrekt dan wel haar rol minimaliseert binnen het maatschappelijk domein. Bezuinigingen eisen hun tol. Voorzieningen worden afgebouwd. Maatschappelijke organisaties beknot. Dit levert een spanningsveld op tussen faciliteren van de ‘harde’ en ‘zachte’ infrastructuur, het programmeren van activiteiten en de mogelijkheid tot zelforganisatie van (buurt)bewoners. U en ik dus. Aangesproken op ‘burgerkracht’ en ‘participatie’.In dit krachtenveld verschuift de rol van de gemeente. En in het kielzog die van de maatschappelijke dienstverleners. Minder centrale regie, meer procesfacilitator, meer werkend vanuit een dienstverlenend concept. Waarbij niet elk (maatschappelijk) verlangen van de burger nog langer wordt vertaald in een claimcultuur. Daar zit de echte worsteling.

Positioneringsvraag
Gemeentelijke bestuurders en betrokken professionals worstelen in dit kader vooral met een positioneringvraag. Waar zijn we van? Voor wie moeten we er zijn?  Dat zowel lokale overheid als maatschappelijke organisaties op zoek gaan naar nieuwe oplossingen, voor een andere aanpak van vraagstukken is te prijzen. Wat doen we nog wel en wat doen we niet meer? En wie betaalt daarvoor de prijs? Dat is in feite de vraag met betrekking tot de positionering van de verzorgingsstaat. Centrale vragen  hierbij zijn: wat moeten we gaan doen? Wat zijn daarvoor de  eerste stappen?  Hoe luidt de boodschap aan de maatschappelijke organisaties en burgers? Welk programma en wat voor activiteiten horen daarbij? Welke functie  spelen daarin de sociale (activiteiten)  en ruimtelijke (accommodaties) infrastructuur. Leent deze aanpak zich voor zelfsturende burgers? En zo ja in welke mate?

Co-creatie
In feite dient de lokale overheid een beroep te doen  op co-creatie. Met een menselijke maat van onderlinge waardecreatie. Wat kunnen we voor elkaar betekenen? Het exploreren van initiatiefrijke ideeën.  Het is de wereld van groot denken en klein beginnen. Nieuwe denkkaders en out-of-the-box. Waarbij de overheden van het “wat” moeten zijn en de aanverwante maatschappelijke organisaties van het  “hoe”.

Helder kader
Het  is niet zo ingewikkeld om  maatschappelijke vraagstukken te prioriteren en ambities te formuleren. Toch ontbreekt dit vaak als het gaat om een goed ontwikkeld College programma. Een overheid meer van de strategische vraagstukken en minder van de operationele actiepunten.  Meer 'wat' en minder 'hoe'. Het is van belang de verwachtingen over en weer bij te stellen. Dat vergt een duidelijke boodschap vanuit de overheid maar ook van  betrokken professionals in het maatschappelijke middenveld. Met een helder en eenduidig verhaal van wat de bewoners kunnen verwachten . Wat de gemeente en de betrokken professionals niet meer doen. En wat nog wel. 

Voorzieningen geen doel opzich
De  beschikbaarheid aan huidige maatschappelijke voorzieningen zegt  meer over de financiële middelen uit het verleden dan over de financiële tekorten van het heden. Overheid en professionals moeten bepalen of hun inzet voor een sociale en ruimtelijke infrastructuur toegevoegde waarde heeft of niet. Dat is wat anders dan van je inzet een verdelingsvraagstuk maken. Daar waar de (sociale) infrastructuur het hardste nodig is. Daar zit ook de burger die over het minste sociale kapitaal van zelfsturing of zelforganisatie beschikt. Daar is de rol van de overheid het grootst en zo was  ooit ook de verzorgingsstaat bedoeld. Die boodschap moet helder zijn. Dit vereist positioneel denken en situationeel handelen. Voortdurend jouw rol als overheid en maatschappelijke organisatie helder krijgen: directe sturing, begeleiden,  faciliteren of alleen maar kijken hoe het loopt? Misschien is “burgerkracht” wel meer een opgave voor overheden en  professionals dan voor burgers.

donderdag 18 april 2013

Jumping-Jack-Flash-Momentje

Bij het componeren van hun album Beggars Banquet in een Engels landhuis in het voorjaar 1968 zagen de Rolling Stones  met regelmaat de tuinman langs de open serre flitsen.  Op de vraag van Mick Jagger wie dit was zei Keith Richards volgens de overleveringen“Jumping Jack Flash”. Zie hier de inspiratie voor een mooi Stones nummer. Het net gesloten Sociaal Akkoord deed mij denken aan Jumping Jack Flash.

Mixed emotions
Voordeel van het ouder worden is dat je nog eens terug kunt vallen op mooie nummers uit je jeugd. Bovendien zie ik soms de zelfde maatschappelijk bewegingen met dezelfde regelmaat langskomen. Inderdaad. Mijn Jumping-Jack-Flash-momentje. Het Sociaal Akkoord van Sociale Partners en overheid was zo’n ogenblik. Groot geworden met het Sociaal Akkoord van Wassenaar uit 1982 was het ditmaal andere koek. Konden de partners in die tijd er met anderhalve pagina mee af. Het Kabinet Rutte c.s. hebben maar liefst 40 pagina’s nodig. Met één klap moeten we in 2020 terug zijn waar eind vorige  eeuw om moverende redenen afscheid van is genomen. Dat kost natuurlijk een paar pagina’s. Weinig historisch besef bij de huidige bestuurders. Mogelijk een collectief gevalletje van altzheimer. De gekozen bestuurlijke  oplossing van de problematiek is er namelijk één uit de oude doos. Terug in de tijd naar een concept waar elk weldenkend mens indertijd van zei, dit niet meer. Tja. You are not the only one wtih mixed emotions zongen The Stones.
Akkoord in beton
Het is  dan ook opmerkelijk dat de Sociale Partners weer de regie krijgen over de werknemersverzekering. Voor de parlementaire enquête in 1993 waren werkgevers  en vakbonden ook al verantwoordelijk voor de uitkeringen voor arbeidsongeschiktheid en werkloosheid in zogeheten bedrijfsverenigingen. En samen met de gemeenten bestierden zij arbeidsbureaus. Beide soorten instellingen zijn in de jaren negentig volledig ontmanteld. De toenmalige  parlementaire enquêtecommissie onder leiding van PvdA’er Flip Buurmeijer concludeerde dat de werkgevers en bonden er een potje van hadden gemaakt. Hun ‘bedrijfsverenigingen’ waren vooral adequaat in het tijdig en soepel verstrekken van uitkeringen. De arbeidsbureaus konden al helemaal geen goed doen. Met één sprong terug in de tijd.  Het bouwwerk van het poldermodel is weer helemaal terug daar waar het de arbeidsmarkt betreft. Een landelijke Werkkamer, arbeidsmarktregio’s 35 in getal met even zo vele besturen, Wekpleinen, Werkbedrijven en een Landelijke keuringsinstelling, Net of de bordjes verhangen zijn: LBA, CBA, RBA, Bedrijfsvereniging, UVI’s, UWV, CTSV, Tica, Arbeidsbureaus en Centra Werk en Inkomen.  What is in the name? Het Akkoord is in beton gegoten volgens de Minister van Sociale Zaken. Kunnen we weer 30 jaar vooruit om in 2050 het beleid van begin deze eeuw weer op te pakken.
Boze tongen beweren dat het Sociaal Akkoord er gekomen is om de positie van de FNV te redden. Participeren in het arbeidsmarktbeleid door de vakbonden zo weet men uit het buitenland geeft status. En status geeft leden. Die heeft de tanenende Federatie hard nodig. Beter de FNV met Ton Heerts om zaken te doen dan invloed van muitende SP’ers moeten de werkgevers hebben bedacht. Hot Stuff I can’t get enough. Intussen is de werkloosheid gestegen tot 643.000. Een absoluut negatief record. Rutte heeft aangegeven in 2016 met oplossingen te komen voor de arbeidsmarkt. Tja. En degene die nu werkloos is dan? All I hear is the sound of rain falling on the ground I sit and watch as tears go by.